In het spoor van József Kiprich: Stadion Gyula Grosics
Tatabánya. Een stad met slechts 65.000 inwoners in het noordwesten van Hongarije. Een stad die waarschijnlijk vrijwel niemand in Nederland had gekend, ware het niet dat een van de grootste culthelden in het Nederlandse voetbal er geboren is. József Kiprich. Door zijn cultstatus en bijpassende bijnaam de tovenaar van Tatabánya, veroverde de nietszeggende plaats in Hongarije een plekje in de Nederlandse voetbalgeschiedenis. De stad en haar bijbehorende SC Tatabánya namen een beetje een mythische status aan. Toen tijdens een tripje door Hongarije de kans zich voordeed om een wedstrijd te bezoeken in het Stadion Gyula Grosics, konden we die natuurlijk niet laten schieten.
Industriestad
Michel van Egmond beschrijft in zijn bundel van columns, de snor van József Kiprich, uitgebreid de groei van József Kiprich tot cultheld bij Feyenoord. Zijn voorovergebogen houding, vlassnorretje en ogenschijnlijke luiheid in het veld maken de Hongaars international een fenomeen in De Kuip. Supporter Berne van Leeuwen schreef zelfs pasgeleden nog een schitterende biografie over “een van de meest legendarische spelers uit de geschiedenis van Feyenoord”. Over Tatabánya zelf dat de stad vlakbij de Slowaakse grens weinig redenen heeft om een bezoekje te brengen, tenzij je groot fan bent van schoorstenen. Met zo’n lovende aanprijzing, kunnen we niet anders dan koersen zetten naar de Hongaarse industriestad.
Een uurtje rijden vanuit Boedapest over verrassend goede wegen en we rijden Tatabánya al binnen. Berne van Leeuwen heeft weinig te veel gezegd. Het woord “aantrekkelijk” is niet het eerste wat in ons opkomt. Er is weinig bedrijvigheid te merken op de zondagochtend; de wedstrijd zelf staat al gepland om het supportersvriendelijke tijdstip van 13:00. Over de stoep lopen vooral bejaarden tergend langzaam achter hun rollator aan. Wat een contrast met de metropool Boedapest. We zien gelukkig in de verte wat lichtmasten opdoemen en weten dat ons einddoel nabij is. Het Stadion Gyula Grosics van FC Tatabánya.
Ajax en Real Madrid
Het geluk houdt helaas ook een keer op, niet alles kan immers meezitten, de thuisploeg is vandaag niet FC Tatabánya zelf. In plaats van dat we de club waar Kiprich is begonnen en jarenlang trainer is geweest in actie zien, moeten we genoeg nemen met Budaörsi SC. Een club die op meer dan een halfuur rijden van Tatabánya ligt, maar vanwege de eisen van het Hongaarse tweede niveau haar toevlucht heeft genomen naar het Gyula Grosics. Het maakt voor ons niet heel veel uit. Het gaat toch niet om het voetbal, maar om het stadion. Daar waar József zijn voetbalcarrière begon en beëindigde. Én het stadion waar meerdere grote namen hun opwachting hebben gemaakt.
In 1962 mag FC Tatabánya voor het eerst Europa in wanneer de club zich plaatst voor de Intertoto Cup. Een van de tegenstanders in de groepsfase in niemand minder dan Ajax. De Amsterdammers, met Co Prins en de gebroeders Henk en Cees Groot wordt twee maal vakkundig aan de kant gezet door de Hongaren. Het is de opmaat voor vele grote namen die het Grosics Gyula door de jaren heen aandoen en zonder winst huiswaarts keren. De jaren 80 zijn de hoogtijdagen van de club. In 1985 wordt het Rapid Wien van de legendarische Oostenrijke spits Hans Krankl op 1-1 gehouden. In 1988 komt ook trainer Arie Haan bedrogen uit wanneer hij zijn VFB Stuttgart met spits Jürgen Klinsmann met 2-1 onderuit ziet gaan in Hongarije.
Maar dé grootste club die ooit een wedstrijd heeft gespeeld in het Stadion Gyula Grosics is de Spaanse grootmacht Real Madrid. In 1981 komen de Koninklijke naar Tatabanya. De ploeg wordt geleid door de legendarische Joegoslavische manager Vujadin Boskov, die in Nederland actief was bij ADO Den Haag en Feyenoord. Maar zelfs Los Blancos komt bedrogen uit. Met toekomstig bondscoach Vicente Del Bosque op het middenveld weet ook zij niet te winnen in Tatabánya. De plaatselijke FC verslaat Real Madrid voor het oog van 22.000 supporters met 2-1.
De realiteit
Deze gouden tijden liggen echter ver achter de club en plaats Tatabánya. De realiteit waar wij in terechtkomen is een heel ander verhaal. 22.000 supporters kan dit stadion allang niet meer aan. Laat staan dat er 22.000 mensen zijn te vinden die bereid zijn om nog een wedstrijd te komen bezoeken. De afstand tussen de stad van de “thuisploeg” en Tatabánya helpt ook niet mee, maar we moeten vandaag genoegen nemen met ongeveer 200 supporters. Evenveel daarvan zijn vertegenwoordigers van de uitspelende ploeg: Budafoki. Die supporters hebben zelfs nog wat vlaggen meegenomen en vertonen nog enig spoor van fanatisme. Onze loyaliteit is duidelijk. Hup Budafoki!
Als we vervolgens de stand op zoeken is het duidelijk dat we als ware gloryhunters goed hebben gekozen. Budafoki staat op de twee plek, terwijl Budaörsi onderaan de middenmoot bungelt. Het is maar goed dat we dit hebben opgezocht, want op basis van het spel was dit nooit duidelijk geworden. Beide ploegen spelen verschrikkelijk slecht en het voetbal is werkelijk waar niet om aan te zien. Het is maar goed dat wij vooral voor de randzaken een wedstrijd bezoeken, anders waren we waarschijnlijk in de rust al naar de auto gewandeld.
Voor het oog van een compleet lege lange zijde bestaande uit staantribunes en stoeltjes, enkele supporters in een soort noodtribune achter het doel en een matig gevulde hoofdtribune waar de stoeltjes veel weghebben van spatels weet de uitploeg er uiteindelijk met de winst van door te gaan. Met de minimale score van 0-1 verlaten de punten Tatabánya. Na afloop mogen we nog even getuige zijn van een typisch Hongaars voetbalritueel als we zien hoe alle spelers naar de tribune lopen om de supporters een high five te geven. Een stukje pure Hongaarse voetbalcultuur in een historisch stadion: genieten!