Degraderen in Zuid-Amerika: De hel van de “B”
Hoe verneder je je op de tribunes je grootste rivaal op het hoogste niveau? Door ze eraan te herinneren dat ze een tijdje níét op het hoogste niveau speelden. In Zuid-Amerika is de “B” voor veel trouwe hincha’s de ergste nachtmerrie die je bij ze naar boven kan halen.
River Plate, de club die 37x de Primera heeft gewonnen en er nog vier Libertadores aan toevoegde, mag dan wel meer prijzen in de kast hebben staan. Bij aardsrivaal Boca gaat het vooral om dat ene jaartje dat de “gallinas” een jaartje wegbleven uit Caballito. 11 jaar na de grote schande van River kunnen we echter nog meer grootheden vinden die we niet meer kunnen zien schitteren op het hoogste niveau van hun nationale competitie.
We gaan een rondje maken langs de sterren van de B.
Grêmio
De meest recente verhuizer naar het tweede niveau is de Braziliaanse cultclub Grêmio. De club, gesticht en gemaakt door de Duitse immigranten in de Braziliaanse deelstaat Rio Grande do Sul, leek het afgelopen decennium dé nieuwe aanwinst voor de Latijns-Amerikaanse top. In 2017 werd in de finale tegen het Argentijnse Lanús de Copa Libertadores bij het palmarès gevoegd en de twee jaren erna eindigde Grêmio in eigen land bij de eerste vier.
Maar de Braziliaanse competitie is er eentje van kleine verschillen tussen ploegen en zelfs drie wedstrijden voor het einde is vaak niet zeker te zeggen hoe de plaatsen verdeeld gaan worden. Het verschil tussen de eerste degradatieplaats en de laatste plaats voor kwalificatie voor de Libertadores is doorgaans niet veel groter dan 15 punten. En zo was dat ook in dit rampjaar voor Grêmio. Met 43 punten eindigden de tricolores op de 17e plaats. 10 punten meer hadden hen het internationale podium gebracht.
Grêmio zal het dus even in de “B” moeten doen en als we kijken naar de volgende Braziliaanse grootmacht vrees ik dat dat langer dan één seizoen zal duren.
Cruzeiro
Kennen we hem nog? De trots van Minas Gerais, tweevoudig winnaar van de Libertadores en voormalig club van de onsterfelijke Jairzinho en Perfumo. Tot 2019 was deze grootheid nog actief in de Série A, maar net als Grêmio moest het met een 17e plaats met de staart tussen de benen afdalen naar het tweede niveau. En ook in het geval van Cruzeiro had het maar tien punten meer moeten hebben om weer op continentaal niveau te spelen, zij het in de Sudamericana.
Het grote kruis van het Zuiden heeft er nu twee seizoenen in de “B” opzitten en tot nu toe hoeven Flamengo en São Paulo zich nog niet te verheugen op verhitte potjes tegen de blauwen.
Beide seizoenen waren een flater. In 2020 eindigden ze 11e en afgelopen jaar zelfs 14e. Het had – hier hebben we dat magische getal weer – 10 punten gescheeld of Cruzeiro mocht wéér een traptrede naar beneden.
Internacional
Gelukkig voor alle liefhebbers van gepassioneerde supporters, ijzerhard aanvallend voetbal en de kleur rood, speelt Inter al weer een aantal jaren mee in de Série A, waar ze twee jaar geleden nog bijna de titel wonnen.
Maar Inter heeft ook zwaardere tijden gekend. In 2016 was het klaar met omhoog kijken naar een nieuwe glorieperiode zoals in 2006 (Inter won de Wereldbeker na een finale tegen FC Barcelona, toen die club nog wat voorstelde).
Inter en Grêmio degradeerden allebei vrij kort na een glorieuze periode en hoewel beide clubs geen financiële problemen hadden en de concurrentie niet per definitie sterker of zwakker werd, lag vooral wanbeleid aan de grondslag voor deze deceptie. Dit heeft mede te maken met de democratie binnen Zuid-Amerikaanse clubs.
Socios
Zowel Inter als Grêmio zijn clubs die volledig in handen zijn van de supporters (socios). Dit valt redelijk te vergelijken met de supportersmacht bij Real Madrid en FC Barcelona, al is dit in Zuid-Amerika veel meer verweven met de politiek.
Veel ex-presidenten van grote voetbalclubs doen wel eens een gooi naar een publieke functie. Het bekendste voorbeeld daarvan is Maurício Macri. De charismatische neoliberale ex-president van Argentinië was jarenlang de grote baas van Boca, waar hij in zijn tijd de ene prijs na de andere binnensleepte.
Doordat de president van de club via de media een behoorlijke cult om zich heen kan ontwikkelen, weet hij de socios er ook vaak van te overtuigen dat de successen voornamelijk zíjn werk zijn en niet dat van de spelers op het veld.
Dit klopt deels, aangezien er sterk leiderschap en goede investeringen nodig zijn om groot continentaal succes te bereiken, maar basis politicologie leert ons: als je jezelf té belangrijk gaat vinden, gaat het vanzelf mis. In Zuid-Amerika komt hoogmoed erg snel voor de val en wanneer duizenden socios met een hart vol trots de president herkiezen, volgt vaak de afgang.
Er wordt met geld gesmeten, de ene “nieuwe Pelé” na de andere wordt bij de club gevoegd en na twee jaar kijk je naar een basis-elf vol met namen waar niemand tijdens de glorieperiode ooit van had gehoord. Het werkt niet meer op het veld, er komt onrust bij de leden, president treedt af en de club bevindt zich in een chaosperiode. Een paar jaar later? Welkom in de “B”.
Leden zijn belangrijk voor een club, maar net als in de echte politiek zijn hordes mensen vaak gevoelig voor flamboyante mannen met grote beloftes. Dat hoeven we in Zuid-Amerika al helemaal niet te verhelderen.
Het heeft z’n charme en het geeft supporters het gevoel dat ze écht bijdragen een de club, maar daarmee moeten supporters ook de verantwoordelijkheid dragen dat sportieve en financiële malaise toch echt ook voor een deel hún schuld zijn.