De Staalstad-derby van het Groothertogdom
Scheidsrechter Marco Tropeano houdt de vaas met kroonkurken nog eens tegen het licht. Hij pakt zijn portemonnee uit de binnenzak en gooit twee euro in het jampotje. Wanneer hij zijn schatting heeft ingevuld op het lijstje, geeft hij de vaas en het geldglaasje door aan een tafeltje met Jeunesse-fans. Nu mogen zij een gokje wagen.
Het is anderhalf uur na het laatste fluitsignaal nog aangenaam druk in het clubhuis met de toepasselijke naam ‘Verlängerung’. Tropeano en zijn assistenten waren hier een half uur eerder fris gedoucht naar binnen gestapt en zijn inmiddels begonnen aan hun derde flesje bier. ‘Dat is in Luxemburg heel gebruikelijk,’ lacht perschef Laurent Schüssler, terwijl hij mijn sektglas nog maar eens vol schenkt. Een scheidsrechter die meedoet aan een gokspelletje. Niemand die ervan opkijkt.
Esch
Esch-sur-Alzette (30.000 inwoners) is de tweede stad van Luxemburg en het centrum van de mijnbouw en de voormalige staalindustrie in het zuiden van La Grand-Duché. De geschiedenis van stad en regio gaat vijfduizend jaar terug. Het drukke centrum kenmerkt zich door zwartgeblakerde herenpanden en een lange winkelstraat met futuristische kunstwerken. Op de berghelling ten zuiden van de spoorlijn bevindt zich het recreatiecentrum Galgenberg, waarin het atletiek- en voetbalstadion van SC Fola ligt. Tevens is er, op de berg waaruit tot enkele decennia geleden ijzererts werd gewonnen, een wandelpark aangelegd met rozentuinen, fonteinen, speeltuinen en een waterval.
Om de stad en de derby-sentimenten goed te kunnen doorgronden, logeer ik twee nachten in het centrumhotel Acacia. Van hieruit is het tien minuten lopen naar Stade Op der Grenz, ook wel Stade de la Frontière genoemd. Tijdens mijn wandeling naar het voetbalbastionnetje ervaar ik nog geen gespannen derby-sfeer. Sterker nog, het stadscentrum blijkt op zondag uitgestorven. Tot mijn verrassing passeer ik wel talloze Portugese barretjes en eethuizen. Hier brengen de lokale derde en vierde generatie gastarbeiders hun avonduren door. Enkele stripteaseclubs completeren het rauwe arbeidersstraatbeeld.
Stade Op der Grenz
Stade Op der Grenz ligt in een Waals aandoende volkswijk die is ingeklemd tussen de Galgenberg en de grens met Frankrijk. Het meest kenmerkende bouwwerk is de gigantische fabrieksruïne aan de spoorlijn, het is een stille getuige van het industriële verleden van Esch. De thuisbasis van Jeunesse d’Esch lag in de jaren zeventig letterlijk tussen de staalfabrieken. De aanpalende huisjes werden bewoond door de werknemers.
‘We motten ze niet!’ zegt Guy Guth gedecideerd, als ik hem vraag naar de sentimenten. ‘Het zijn ratten, arrogante lui. Zij met hun witte boorden. We zijn blij als het kwart voor zes is en ze weer ophoepelen.’ De clubbestuurder met een Luxemburgse vader en Limburgse moeder laat geen misverstand bestaan over de gevoelens ten aanzien van de stadgenoot. Vandaag is er allerminst sprake van een vriendschappelijk onderonsje.
Als de innemende Guth even later wijst op de ingelijste aankondiging van het affiche Real Madrid – Jeunesse d’Esch verschijnt er een glimlach op zijn gelaat. Op een uur voor de aftrap neemt hij alle tijd voor een rondleiding door de catacomben, die vol hangen met relikwieën uit het roemruchte clubverleden. Heldenverhalen over Europese wedstrijden tegen Celtic, Juventus, Bayern München en Fenerbahçe passeren de revue. Allemaal speelden ze in het mini-theater in Esch. ‘De spelers van Liverpool bezochten ’s middags eerst de arbeiders in de mijnen. ’s Avonds hielden we ze op 1-1.’
Herinneringen en historie
Guth loopt al sinds eind jaren vijftig rond op het sportpark dat vanaf 1921 dienstdoet als speelplaats van Jeunesse. ‘Mijn vader heeft hier vanaf 1955 tot aan zijn dood in 1985 verschillen functies bekleed. De club zit ons in het bloed.’ Een Jeunesse-speler die net de kleedkamer uitkomt geeft ons een hand, alvorens het veld op te lopen voor zijn warming-up. ‘Vroeger was het echt ruzie met Fola. Zij waren de ambtenaren, de bureaucraten. Wij de arbeiders. Ze maakten ons het leven zuur met hun regeltjes. Op het veld maakten ze echter niks klaar.’
Sinds 2007 wordt Fola geleid door een rijke voorzitter die veel geld in de club pompt. Hierdoor behaalde de club enkele successen, waaronder de landstitel in 2013 en 2015. Guth: ‘Nu worden ze helemaal arrogant. Wij zijn nog steeds een arme volksclub. Maar wel trots! Met 28 landstitels zijn we met afstand recordkampioen van Luxemburg.’ De laatste landstitel dateert echter alweer uit 2010 en het eerste team bestaat uit louter amateurs. ‘Het zijn prima spelers, maar de selectie is dun. Fola heeft geld voor meer en betere voetballers. Dat zie je terug in de ranglijst. Zij staan tweede en wij vierde. Het zal een lastige pot worden vandaag.’
Derby van Esch
Ik neem afscheid en loop via de spelerstunnel naar buiten. Stade Op der Grenz is een soort klein-Anfield. De voetbaltempel, die in 1970 zijn laatste opknapbeurt onderging, ligt ingeklemd tussen de arbeiderswoningen. Ik loop de staantribune op en geniet van de ontspannen sfeer. Er is wel een uitvak, maar de hekken staan open. De fans drinken grote bekers Bofferding-bier en verorberen broodjes rookworst met zuurkool. Terwijl de spelers het veld oplopen voor de line-up, staar ik vanaf de bovenste rij naar de vervallen staalfabriek aan het spoor, die de hoofdtribune van een decor voorziet.
De 1.246 toeschouwers kijken aanvankelijk bedeesd naar het gezapige duel. Als na een kwart wedstrijd de 0-1 valt, vliegt plotsklaps de vlam in de derby-pan. Doelpuntenmaker Jakob Dallevedove viert zijn feestje precies voor de twintig luidruchtigste Jeunesse-fans. Die zijn niet gediend van zijn provocaties en trakteren hem op een bierdouche, inclusief de plastic statiegeldbekers. Het fanatisme van de harde kern slaat over op de rest van het publiek, maar de gasten zijn sterker en het wachten is op de genadeklap. Die blijft voor rust echter uit.
Guth heeft mij uitgenodigd om in de pauze naar de bestuurskamer te komen. Hier staan allerhande schalen met broodjes en ook is er een heuse biertap. De kampioensbekers en cadeaus van Real Madrid en Bayern München staan hier open en bloot tentoongesteld. ‘Vertrouwen is bij ons een groot goed,’ zegt Guth. ‘Iedereen is trots op de club. Daar wordt geen misbruik van gemaakt.’ Als ik weer buiten kom word ik wederom aangenaam verrast. Op het veld staan geen cheerleaders die hun hippe dansje doen op keiharde beats, maar een corps brandweerveteranen met verkleurde vaandels. De plaatselijke harmonie zorgt voor het muzikale vertier.
Emoties
Ik zetel mij op de hoofdtribune, waar een onmiskenbare kolenlucht hangt. Dit is een prachtige plek om de wedstrijd te volgen, want deze staat op slechts één meter van de zijlijn. Het spel wordt harder en de sentimenten sterker. Aangemoedigd door haar steeds luidruchtiger wordende fans gaat Jeunesse op zoek naar de gelijkmaker. Als deze een kwartier voor tijd valt, staat Stade Op der Grenz te schudden op z’n antieke grondvesten. Weer vliegen er bij de harde kern tientallen biertjes door de lucht, dit keer van vreugde.
De kansen keren en de volksclub ruikt bloed. De spelers van Fola proberen met provocaties het tempo uit de wedstrijd te halen. Na de derde schwalbe van aanvoerder Bensi binnen vijf minuten raken de gemoederen volledig over de kook. Het ene opstootje is nog niet geweest of het volgende dient zich alweer aan. Zelfs de trainers van beide teams gaan elkaar te lijf. Arbiter Tropeano moet alle zeilen bijzetten om de ruzies te sussen. In de laatste minuut scoort de thuisclub nog bijna de 2-1, maar het schot van clubtopscorer Momar N’Diaye gaat rakelings naast. De burenruzie eindigt in een puntendeling.
Ook na het laatste fluitsignaal blijft het rumoerig op het veld. Een Jeunesse-fan gaat een Fola-speler te lijf. De supporter wordt hardhandig afgevoerd. Andere spelers van de gasten vloeken en spugen naar het publiek op de tribune. Dit gaat het bestuur van de thuisclub te ver. Tot mijn grote genoegen zie ik mijn vriend Guth en de clubvoorzitter de scheldende Fola-spelers hoogstpersoonlijk de spelerstunnel in duwen.
‘Die Verlängerung’, twee uur later. Nadat de tweede fles sekt ook leeg is, geef ik perschef Schüssler, arbiter Tropeano en zijn assistenten een hand, verruil ik het dampige clubhuis voor de frisse buitenlucht en zwalk naar het centrum van Esch. Ik eet sardientjes in een Portugees restaurant en vervolg de wandeling naar mijn hotel. Vanuit een stampvolle bar klinkt geschreeuw van voetbalsupporters. ‘Is dit de fankroeg van Jeunesse?” vraag ik mij hardop af. Nieuwsgierig gluur ik door het beslagen raam naar binnen. Benfica leidt bij Boavista met 0-1.
Lees ook:
Een dagje obscure voetbalcultuur snuiven in Luxemburg
Groundhoppen in hertogdom Luxemburg: Stade Achille Hammerel