La Catédral is niet meer…
Gisteren doken er op de social media dramatische beelden op van de sloop van Campo San Mamés Zelaia, de heilige voetbaltempel van Athlétic Club de Bilbao, in de volksmond beter bekend onder de koosnaam La Catédral.
Exact 100 jaar oud, midden in een karakteristieke woonwijk gelegen, bijna tegen de appartementen aangedrukt. Dat is San Mamés. De blikken hoeken zijn net zo gedeukt en verroest als de oude Seat Córdoba’s die er door de smalle straten rijden. Rondom het stadion eet je op een wedstrijddag churros of pintxos in plaats van een hamburger of braadworst. De gezellige tapasbarretjes in de wijk zijn behangen met vergeelde elftalfoto’s, en rood-witte clubvaandels hangen naast de drogende hammen boven de bar. Zo heb ik Bilbao in mijn herinnering. Dat is Atlethic.
Het was mijn eerste echte groundhopdroom: La Catédral met zijn prachtige steile tribunes die eng dicht op het veld stonden. De supporters waren door hun nationalistische inslag één van meest fanatieke van Europa. Bij iedere thuiswedstrijd puilde het stadion uit, met dik 40.000 toeschouwers. Uit respect voor de clubkleuren speelde Bilbao, als enige in de professionele voetbalwereld, nog zonder shirtreclame. Ik was gebiologeerd door deze club, te meer ook daar er alleen maar Basken in het team mogen spelen; een uitdrukking van patriottisme, principes en nostalgie.
In september 1998 was het dan zover. Die eerste blik op de nog lege tribunes was overweldigend. Terwijl de spelers van tegenstander Racing Santander al een kwartiertje warm liepen, bleef de selectie van Athletic in de kleedkamer. Een tactiek om de tegenstander te intimideren. De thuisclub deed de gehele warming-up in de catacomben. Toen de Baskische helden uiteindelijk vier minuten vóór de aftrap voor het eerst het strijdtoneel betraden, ontplofte San Mamés. Terwijl het plechtige Baskische volkslied klonk, liepen de rillingen over mijn rug. Vanaf het eerste fluitsignaal ging Bilbao er vol tegenaan: de overrompelingstactiek, gevoed door de mysterieuze voorbereiding in de kleedkamer en de gigantische heksenketel op de tribunes. Gelukkig zat het me die avond mee: Athletic Club de Bilbao won met 2-0. Ik mocht de fans dus twee keer zien en horen juichen. Die eerste keer zal ik nimmer vergeten: góóóóóóóólllllllll.
Zélfs het instituut Athletic Club de Bilbao ging helaas mee in de commerciële vaart der volkeren. In het seizoen 2004/2005 pronkte de Baskische nationale regering tijdens bekerduels al opzichtig op de traditionele rood en wit-gestreepte shirts. Het was slechts een voorbode, want in 2008 verkocht het clubbestuur van Bilbao, voor 2 miljoen euro, definitief zijn principes aan het olieconcern Petronol. En ook het stadion voldeed ineens niet meer aan de eisen van de moderne tijd; te weinig business-seats, skyboxen, je kent het wel… En dus kwam er een nieuwe arena voorzien van alle gemakken en comfort. De entreeprijzen zullen stijgen, waardoor de luidruchtige sfeer van de Baskische havenarbeiders langzaam uit het stadion zal verdwijnen.
La Catédral is niet meer. De traditionele voetbalwereld is wéér een van zijn monumenten kwijt. Dood- en doodzonde.
In mijn boek Confetti, Bier en Staanplaatsen lees je het hele verhaal over mijn bezoek aan Campo San Mamés Zelaia
(klik hier voor de indrukwekkende beelden van de afscheidsmatch)