De Klassieker: Hoe het had moeten zijn
Dagenlang aftellen. Geen concentratie op school of werk. Midweeks Twente uit. Je wilt ermee bezig zijn maar het lukt niet. Zondag. Dan moet het gebeuren. Twee keer per jaar telt de stand niet. Dan is het wij tegen hun. Hoofdstad tegen havenstad. Techniek en souplesse tegen werklust en strijd. De Klassieker. Amsterdam. Tegen Rotterdam. Ajax. Tegen Feyenoord.
De Klassieker is geen wedstrijd van 90 minuten. De Klassieker is het hele weekend. De hele week. Als hun goaltune op de autoradio speelt het volume wegdraaien. Filmpjes terugkijken. Van het hooghouden van Richard Witschge. Van de poort van Jody Lukoki bij Tim de Cler. Van de mistflarden waarin Ricardo van Rijn de bal achter Vermeer schiet. Van de vrije trap van Schöne. Maar liever nog van uitwedstrijden.
De goals van Grygera en Maduro voor een leeg uitvak. Honderden Ajacieden op de perrons juichen terwijl de Kuip leegstroomt. De goal van van der Vaart die met nummer 23 juichend richting woedende Feyenoorders loopt. Van de middelvinger van Pantelic en het Ajax/Uruguay shirt van Suarez.
Terugdenkend aan de momenten dat we nog in het uitvak stonden. “Ik heb een nieuwe dvd, maar wat moet ik er nou mee” na de zeges in de playoffs. Van het toezingen van Pierre van Hooijdonk na zijn rode kaart. Van spandoeken over en weer. Soms net over het randje. Soms (veel) te ver erover. Van de scheidslijn tussen haat en rivaliteit.
Zaterdag is de dag van de laatste training. Met duizenden opeengepakt langs de lijn op de Toekomst. Een zee van bengaals vuur en rookpotten wordt ontstoken als de spelers het veld van de Toekomst oplopen. Je ziet de nieuwe spelers kijken. Mannen als Klaas Jan, Davy en Daley weten wat dit is. Wat dit betekent. Nu weten ze het allemaal. Dit is geen wedstrijd. Dit is identiteit.
Zaterdagavond met de hele groep naar Amsterdam. Een rondvaartboot afhuren. Avondje Alcatraz. Hoe dan ook, altijd samen. Het smeren van de kelen? Moed indrinken? Sneller tijdverdrijf? Het zal een combinatie zijn van dat alles.
Op zondagochtend vroeg naar het honk. Wandelend vanaf Strandvliet. Waar vroeger de treinen werden opgewacht. Waar een linie ME ter hoogte van Noord B stond opgesteld. Ver genoeg om de wereldrecordhouder discuswerpen kansloos te maken ook maar tot halverwege de trein te komen. Maar geladen genoeg om bij het eerste blikje dat in het niemandsland terecht kwam enorme charges uit te voeren. Een vriend van ons heeft een keer met gevaar voor eigen leven tijdens zo’n charge een vol blikje Heineken onder de hoeven van de beredenen vandaan gered.
Die adrenaline missen we al vanaf 2009. Al bijna twaalf jaar spelen we de Klassieker zonder uitsupporters. De enige twee clubs die jaar in jaar uit alle uitvakken uitverkopen zijn niet meer welkom bij elkaar. Bestuurders zoeken argumenten om het oorspronkelijk verbod van vijf jaar keer op keer te verlengen. De Klassieker zoals we hem kenden is in 2009 overleden. Ik behoor nog tot de gelukkigen die meerdere Klassiekers in het uitvak heeft ervaren, maar steeds meer uitwedstrijdgangers moeten het doen met de verhalen. Maar ook zonder uitfans zal PSV thuis of AZ thuis voor mij nooit in de buurt komen van Feyenoord thuis.
Vandaag wordt m’n eerste Klassieker in 18 jaar dat ik ook de thuiswedstrijd mis. Dat ik de hele dag de uren af ga tellen zonder de beleving waar we zo van houden. Zonder de kans de Johan Cruijff Arena te laten schudden als de spelers het veld opkomen voor de warming up. Zonder het scherpste fluitconcert dat je je maar kunt bedenken als de Feyenoorders het veld op komen. Zonder de ontlading die hoort bij een goal in De Klassieker. Zonder de kans de spelers te bedanken na weer een zege.
Maar ook dat telt allemaal niet. Er telt maar één ding. Winnen. Slopen. Helemaal gek maken. Met of zonder uitvak. Met of zonder thuissupporters. Voor de kleuren. Voor het logo. Voor ons. Wij staan achter jullie. Hunkerend naar volgend jaar. Hunkerend naar de volgende Klassieker. Hunkerend naar hoe het had moeten zijn.