Mijn eerste uitwedstrijd
‘Hey pa, ik wil graag een uitwedstrijd bezoeken, mag dat?’ Ik was een jaar of 15 en ik vond dat ik er wel klaar voor was. Al even had ik een seizoenskaart en wilde wel eens een uitwedstrijd meemaken. Ik kende de verhalen van de gesloopte treinen, de rellen en de spreekkoren; het fanatieke gedeelte. Mijn ouders kende die verhalen helaas ook en wisten niet of het goed voor me was. Op school liep het niet gesmeerd. Ik zat vaker bij de conciërge dan in de klas. De directie vroeg me dat jaar dan ook vriendelijk of ik op zoek wilde gaan naar een andere school.
Mijn ouders hadden hun zorgen, maar toch gingen ze akkoord. Ik was door het dolle heen! Ik zag het helemaal voor me. Met de trein naar Rotterdam-Zuid of met de bus naar Den Haag. Een droom kwam uit. Totdat mijn ouders het woordje ‘maar’ in hun mond namen. ‘Je mag niet naar een risicowedstrijd.’ Lekker, dat heb ik weer. Ze wilden de wedstrijd zelf uitzoeken, zodat ze zeker wisten dat ik mezelf niet in de problemen zou brengen.
Ik accepteerde de voorwaarden en ik was benieuwd met welke wedstrijd mijn vader op de proppen kwam. Het werd een middagje RKC in het Mandemakers stadion, want wat kan daar nou gebeuren. De vriendelijke club uit Waalwijk waar Utrecht in het verleden een vriendschapsband mee had. Ik was samen met mijn beste maatje en we reden met de vader van een ander vriendje mee. Hij parkeerde de auto in de buurt van het stadion en we liepen direct die kant op. Overal liepen Utrechtsupporters. Zingen, schreeuwen, beetje stoer doen! Mijn hart ging open.
We gingen het stadion in en ik merkte dat de sfeer net zo broeierig was als de hoge temperatuur van die dag. Onderling was er al direct veel gezeik, er werd wat geduwd en getrokken, maar er heerste ook een collectieve onrust. We hadden een paar seizoenen tegen degradatie gevochten en ook dat seizoen bleven de resultaten achter. Er was onvrede over het bestuur. Ik had het wel meegekregen, maar ik was jong, ik hield me niet bezig met die zaken. De wedstrijd begon en al snel klonk er ‘Herremans, rot op!’ vanaf de tribune. (Lees: Hans Herremans, oud-voorzitter FC Utrecht) Mijn maatje en ik gingen er volledig in mee en we schreeuwden de longen uit ons lijf.
De wedstrijd verliep wederom niet als gewenst en er werd op een gegeven moment flink aan de hekken getrokken. Het gros van het vak raakte buiten zinnen van de adrenaline. Het hek schoot open en driekwart van het vak stormde het veld op! Mijn maatje en ik wisten niet wat we zagen. De cornervlag ging de lucht in, er hingen jongens aan de lat en ondertussen liep het veld steeds voller. Een echte pitchinvasion! De vader van het vriendje waarmee wij meereden, gaf aan dat wij absoluut niet het veld op mochten.
In die tijd had je nog geen Sociale media en mijn ouders zaten ook niet gekluisterd aan Radio M of Langs de lijn op Radio 1. Ze wisten dus van niks, maar ik had direct door dat dit niet hun idee was van mijn eerste uitwedstrijd. Ik belde lachend mijn vader op met mijn Bosch koelkast-gsm van 20 cm bij 15 cm. ‘Hey pa, raad eens waar ik sta?’ ‘Dat weet ik toch, je bent bij RKC op de tribune.’ ’Nee, ik sta op de middenstip! Doeiii, tuut tuut tuut tuut.’
Een middag om nooit te vergeten. Op de terugweg werd weinig gezegd, maar het was mijn maatje en mij wel duidelijk dat we niet meer mochten meerijden de volgende keer. Een dag met een gouden randje!