Emotie is verboden
Afgelopen zondag behaalde ADO Den Haag een historische zege op aartsrivaal Ajax. De Hofstedelingen, jarenlang actief in de kelder van de Eredivisie of zelfs in de Eerste Divisie, wonnen voor het eerst in het leven van een supportersgeneratie thuis van de club die vrijwel altijd kampioen van Nederland wordt, of misschien: werd.
Waar de afstand tussen supporters en spelers tegenwoordig bij bijna iedere club immens is, blijkt dat in Den Haag niet het geval te zijn. In de gelederen bijna louter spelers waar de supporters zich mee kunnen identificeren. Spelend op het randje, soms erover. Vechters, rouwdouwers, Hagenezen. In het geval van Lex Immers zelf een voormalig supporter, gewend om op Midden Noord te staan.
Na de historische overwinning verdwijnen de spelers dan ook niet meteen naar de kleedkamer, na een plichtmatig applausje vanuit de middencirkel. Ze gaan niet meteen na een haastig perspraatje en een snelle douche naar huis in hun geblindeerde Audi. Met de supporters wordt minutenlang feest gevierd in het stadion, waarna het feest – na een haastig perspraatje en een snelle douche – wordt voortgezet in het supportershome.
Een paar spelers, waaronder Lex Immers, én trainer John van den Brom klimmen op de bar om de dolblije supporters toe te spreken en de overwinningsliederen mee te zingen. Klassieker ‘En wie niet springt is een jood’ komt natuurlijk voorbij. Immers gaat in klassiek Haags zelfs nog even verder over ‘kankerajacieden’. Zelfs de gedevalueerde hooliganklassieker ‘We gaan op jodenjacht’ wordt door de man met de Haagse ooievaar-tatoeage meegebruld. Dit uiteraard binnen een scala aan Den Haag-clubliederen, die zo mogelijk nog harder worden gezongen.
Van de dolle blijdschap in het supportershome worden beelden gemaakt, die een dag later terug te vinden zijn op internet. Voer bij uitstek voor moraalridders en instanties als de KNVB en op pr gefixeerde clubbesturen.
Dit natuurlijk nog naast de pers, die dit non-onderwerp brengt als ware het wereldnieuws. De gezangen worden opgeklopt tot ‘antisemitisme’, waarbij gemakshalve maar even wordt vergeten dat met joden in dit geval slechts Ajax-supporters worden bedoeld. Op hun beurt weerklinkt in Ajax-vakken ‘En wie niet springt is geen jood’, deze redenatie volgende een nog veel grotere belediging voor de orthodoxe jood die rustig thuis zit.
Volgens velen was het ‘niet slim’ om dit soort dingen te zingen, net als het tegenwoordig wel ‘slim’ is om nietszeggende interviews te geven en je te vormen naar de doodsaaie, emotieloze normen van bonden en clubs. Hetgeen voetbal mooi maakt is juist de emotie, vooral die emotie die balanceert op of over het randje van het normaal gezien toelaatbare.
Jacco B.