Matchdays
Onlangs verscheen in kleine oplage het boek van Paul Baaijens over het voetbal in Londen. In Matchdays, een bijzondere reis van een Nederlander door de voetbalmetropool Londen beschrijft Baaijens zijn Londense voetbalervaringen. Voetbal en Londen, hebben we dat niet eerder gehoord? Ja, ook Sjoerd Mossou heeft hier onlangs een heel nummer van Hard Gras aan gewijd. Wie het boek van Mossou ziet als de ultieme reisgids voor Londen zal het boek van Baaijens de Londense voetbalbijbel vinden.
Baaijens is een docent Frans uit Nijmegen, met maar één grote droom. Hij wilde in één seizoen tijd alle voetbalclubs in Londen bezoeken. Vanaf het moment dat hij samen met zijn vader bij een wedstrijd is geweest van Charlton Athletic was hij gegrepen door het Engelse voetbalvirus. Afgelopen winter kon hij zijn droom gaan waarmaken. Baaijens vertrok voor 35 dagen naar het Mekka van de voetbalwereld en bezocht zeventien wedstrijden van alle dertien profclubs die Londen rijk is.
In de diarree aan matige voetbalboeken die wordt uitgegeven (zie de biografieën van Neymar of Bale) is het boek van Baaijens een enorme verfrissing. Vol zelfspot en enthousiasme vertelt hij over alle Londense clubs. Bij Leyton Orient wordt hem het verschil bijgebracht tussen ‘ale’ en ‘lager’. Het eerste bier is voor mannen, het tweede voor mietjes. Op Loftus Road vergaapt hij zich aan de klasse van enfant terrible Joey Barton, wiens tien grootste rellen worden weergegeven in het boek.
Bij Brenford wordt de auteur op slag verliefd op de prachtige Caroline, terwijl bij Charlton Athletic dan weer de aloude Engelse bierbuiken in overvloed zijn. Het stadion van West Ham United bereikt hij via de ‘dog shit alley’, als hij naar AFC Wimbledon gaat zit hij tot zijn eigen verbazing bij de spelers in de metro. Elke club is bijzonder en heeft een eigen, uniek, verhaal. Toch hebben alle clubs één grote overeenkomst. Het draait om veel meer dan het voetbal alleen. Sterker nog, het voetbal is zelden om aan te gluren. De veredelde amateurs kunnen vaak amper een bal raken, terwijl de dure vedettes kraken en piepen door de vele gespeelde wedstrijden. Engels voetbal, zo ondervond ook Baaijens, draait om kameraadschap, pubs, pints, pies (de Engelse taartjes welteverstaan), de supporters, de oude en vervallen stadions en de reis hiernaartoe. Voetbal draait kortom om de wedstrijddag, de ‘matchday’. Het is Baaijens gelukt dit op een interessante wijze te beschrijven.
Baaijens bewijst dat een docent Frans wel degelijk leuk kan zijn. Vol enthousiasme, gevat en inhoudelijk sterk schrijft hij over het voetbal in Londen. Of het nu gaat over de oudste seizoenskaarthouder van Fulham, de kroegentocht bij Brentford, het uiterst amateuristische Dagenham&Redbridge of het voetbaltheater met de leren stoelen bij Arsenal, Baaijens blijft boeien. Baaijens kent met Matchdays een ijzersterk debuut, waarmee hij zich qua Engelse voetballiteratuur zonder meer kan meten met erkende schrijvers als Joris van der Wier en Sjoerd Mossou.