Voetbal in Frankrijk

Historische Franse bekerfinale: twee finalisten uit dezelfde stad

We schrijven zondag 7 mei 1933, een historische Franse bekerfinale. De straten van Roubaix zijn stil. Uit de honderden fabrieksschoorstenen komt even geen rook. Op hetzelfde moment puilt de persloge in het Stade Yves du Manoir in de Parijse voorstad Colombes uit van het volk. Voor het eerst in de geschiedenis van de Coupe de France staan twee clubs uit dezelfde stad tegenover elkaar in de finale.

Historische Franse bekerfinale

Gelijkwaardig zijn ze niet. Al is het profvoetbal een jaar eerder ingevoerd, Racing Club de Roubaix is trouw gebleven aan haar amateurstatus en is inmiddels overvleugeld geworden door professionele broer Excelsior Roubaix. Het paradepaardje van de textieldynastie Prouvost beschikt over een leger betaalde huurlingen, onder wie de Britse verdedigers David Bartlett en Ernest Payne. De profs verblijven al twee dagen in de hoofdstad en zijn topfit. De spelers van Racing zijn pas dezelfde ochtend per trein gearriveerd. Stiekem is het journaille voor de amateurclub. Het voorgaande seizoen behaalde Racing ook al de finale. Toen bleek Cannes te sterk. Nu hebben de noorderlingen al drie profclubs uitgeschakeld op hun parcours naar de finale. Zal vandaag het tij keren?

Coupe de France

Maar nauwelijks heeft scheidsrechter Conrié het sein voor de aftrap gegeven van deze historische Franse bekerfinale, of Racingdoelman François Encontre moet de bal al uit de netten vissen. Excelsior domineert en dwingt Racing tot verdedigen. Na een half uur spelen leiden de profs met 3-0. Als vervolgens Racing-aanvoerder Marcel Lechanteux geblesseerd uitvalt, is het de 38.000 toeschouwers wel duidelijk wie er gaat winnen. Nog even bijten de amateurs van zich af wanneer aanvaller André van Vooren een voorzet van ploeggenoot Chauvel achter Excelsior-keeper Gianelloni plaatst. Maar het blijft bij 3-1. Bij thuiskomst op het station van Roubaix worden beide teams onthaald door tienduizenden enthousiastelingen. Roubaix heeft zich opnieuw gekroond tot voetbalhoofdstad.

Textielbaronnen

Het voetbal in Roubaix is verweven – pun very much intended – met de textielnijverheid. De toonaangevende status in die branche heeft Roubaix te danken aan een aantal factoren: de ondernemerszin van pionier Louis Motte, het kanaal dat de Deule met de Schelde verbindt, de kamtechniek in het naburige Tourcoing, en de beschikbaarheid van Vlaamse werkers die en masse de grens over trekken. Daardoor kan de regio zich onderscheiden met betere producten.

Onder de textielbaronnen zitten opvallend veel sportliefhebbers. Zoals Excelsior zijn patroon heeft in Albert Prouvost, zo kent US Tourcoing zijn (mede-)oprichter en mecenas in Charles Van De Veegaete, industrieel en sportfanaat. De Gentse architect Géo Bontinck krijgt opdracht om diens huis aan de rue Pasteur te ontwerpen. Aan weerszijden van de voordeur laat de sportieve ondernemer twee figuren in reliëf aanbrengen: een voetballer en een spinster. Werk en passie verenigd. Zelf is Van De Veegaete enthousiast scheidsrechter en schrijver van twee toonaangevende boeken over dit ambacht. Niet verwonderlijk is dan ook dat het stadion van US Tourcoing zijn naam zal krijgen: Stade Van De Veegaete.

Concurrent Rijsel

Als de Roubaisiens en Tourquennois elkaar in de pioniersjaren de tent uitvechten, voelen ze al snel de hete adem van hun Rijselse buren in de nek. Henri Jooris, voorzitter van Olympique Lillois, barst van de ambitie en wil zijn club omvormen tot publiekstrekker nummer één. Jooris, zoon van een kruidenier, bouwt aan een imperium van bakkerijen, brouwerijen en cafés. Ook in de sportwereld is hij een invloedrijk man. Jooris is vice-voorzitter van de in 1919 opgerichte voetbalbond FFF. Hij organiseert een noordelijke competitie en zet een regionaal selectieteam op, de Lions.

Aan de top van de ranglijsten doen de noordelijke clubs haasje-over. Als Olympique Lille in 1944 fusioneert met stadsgenoot SC Fives, kunnen de drie textielclubs niet achterblijven. Prouvost, Van de Veegaete en het Racing-duo Robert Motte en Georges Verriest leggen de wapens neer en vormen samen de nieuwe Club Olympique Roubaix-Tourcoing (CORT). Waar Lille OSC zich meteen in seizoen 1945- 46 tot koning van de Franse 1e divisie kroont, neemt CORT het daaropvolgende seizoen het stokje over. Maar het zal het laatste grote succes van de textielvoetballers blijken. De club doet nog één keer van zich spreken, in 1952, wanneer het Atlético Madrid met 3-1 verslaat.

Overvleugeld

We maken een enorme sprong in de tijd. Het is zondag 22 mei 2011 en de Boulevard de la Liberté in Rijsel is volgepakt. Tussen duizenden mensen schuift voorzichtig een dubbeldekkerbus richting Champ de Mars, niet ver van de plek waar ooit het Stade Henri Jooris stond. Op de zijkant van de bus prijkt het Lille OSC-logo naast het opschrift “Champion de France”. Vanaf het dak spreekt trainer Rudi Garcia de menigte toe. Naast hem zwaait Eden Hazard enthousiast met de Belgische driekleur naar de menigte. Het publiek scandeert de naam van de sterspeler nog voor de coach is uitgesproken.

Pas als aanvoerder Rio Mavuba het woord neemt, is de menigte even stil, om direct daarna weer in feestgedruis uit te barsten. Rijsel is vaandeldrager van het Noordelijke voetbal en het behalen van de doublé – landskampioen en bekerwinnaar – is de ultieme bekroning. Het tekent de gewijzigde verhoudingen in het FransVlaamse voetballandschap. De eens zo grote clubs van buurstad Roubaix zijn verdwenen. Enkele overgebleven amateurclubs leiden een zieltogend bestaan in regionale competities. Hoe is het toch zo ver kunnen komen?

Dit artikel verscheen in Catenaccio Editie 7 en is geschreven door Ronald Schut en Filip Janssens. Foto’s gemaakt door Benny Antoniw.

Stefan van Leeuwen
Liefhebber van de supporterscultuur, regelmatig te vinden met camera op de tribunes in binnen- en buitenland.

    Reageren is niet mogelijk.

    0 %