Een toernooi voor kampioenen?
Dinsdag- en woensdagavond was het weer zover, een midweek Champions League voetbal. Dat toernooi, waarbij de ene speler nog meer verdient dan de ander. Dat toernooi waar Bayern – Arsenal vaste prik is en PSG – Barcelona net zo. Dat hele grote toernooi, waar de kampioen van elk land aan meedoet. Althans, ooit was dat de opzet. Al jaren doen er clubs mee die helemaal geen kampioen geworden zijn. Het prijzengeld wordt al jaren verhoogd met als gevolg dat de clubs die al zoveel geld hadden, nog meer krijgen. De verschillen tussen groot en klein worden groter en groter. Nederland is inmiddels zijn plek in de Champions League kwijt en de aansluiting met de Europese (sub)top is verder weg dan ooit. Door de nieuwe opzet doen er vanaf 2018 vier (!) clubs mee uit de beste vier landen. Dit houdt in dat Engeland, Spanje, Italië en Duitsland vier clubs afvaardigen voor het hoofdtoernooi. Daarnaast heeft de UEFA beloofd dat de startpremies nog hoger worden en de te winnen prijzen ook stijgen.
Kleinere landen raken steeds verder achterop. Een land als Nederland op moment zeker. Oké, we zullen het er allemaal over eens zijn dat de prestaties van de clubs niet denderend zijn, een enkele wedstrijd daar gelaten. Maar toch kunnen we niet alle schuld geven aan de clubs die ons vertegenwoordigd hebben. Het verschil tussen groot en klein is zo ontzettend groot (zie bijvoorbeeld de pijnlijke les van AZ van donderdag) en zal alleen maar groter worden. Feit blijft wel dat we nog verder weg dreigen te zakken op de coëfficiëntielijst van de UEFA, met als gevolg dat de Nederlandse kampioen zich vanaf 2018 bijvoorbeeld al mag gaan melden in de derde voorronde van de Champions League…